Welke vragen stel je in de les en wat is je doel?

vraagteken1. Zichtbaarheid van het denken

Door het stellen van vragen wordt het voor de docent zichtbaar en hoorbaar hoe de leerlingen er voor staan. (begrijpen ze de stof?) N.a.v. de vragen kan de docent besluiten de instructie of de werkwijze aan te passen.

2. Aansluiten bij voorkennis

Door het stellen van open vragen (beginnen met: wie, wat waar, wanneer, hoe, welke, wat maakt dat?) kom je te weten wat de leerlingen al weten van een bepaald onderwerp. Het aansluiten bij voorkennis in het geven van uitleg of instructie resulteert in beter onthouden en betere leerresultaten.

3. Effectieve beklijving van nieuw te leren informatie

Het stellen van vragen is één van de sleuteltechnieken om leerlingen aan te moedigen een productieve interactie met de leerstof aan te gaan. Informatie beklijft beter.

 

Wat vraag je?

Welke vragen docenten stellen, is bepalend voor de kwaliteit van het denkproces bij de leerlingen. Vragen brengen het leerproces op gang.

Vier leerniveaus van vragen stellen:

Niveau van vragen Voorbeelden uit Roodkapje
1.  Onthouden: Waar zei de grote wolf dat zijn grote ogen voor waren?
2.  Begrijpen: Wat voor soort meisje was Roodkapje?
3.  Integreren: In welk opzicht is de moeder van Roodkapje hetzelfde als jouw moeder? In welk opzicht is ze verschillend?
4.  Creatief toepassen: Welke gedeelten van het verhaal van Roodkapje zijn gebaseerd op geloven?

Niveau 1 en 2 vragen leveren lagere orde van leren op en niveau 3 en 4 vragen leveren hogere orde leren op. Het uitgangspunt van ons denken is dat op verschillende niveaus van vragen stellen elkaar nodig hebben. Begrijpen zonder kennis, is leren zonder inhoud. Meer gericht zijn op hogere orde leren schept een interactiever leerklimaat voor leerlingen dan in het geval van gerichtheid op vooral onthouden en begrijpen.

Hoe stelt de docent een vraag?

  • Zorg voor individuele aanspreekbaarheid: door de structuur van de vraag weet elke leerling dat hij op een bijdrage kan worden aangesproken. (B.v. stel je vraag en laat iedere leerling eerst zelf het antwoord op schrijven en laat het ze vergelijken met hun buurman/vrouw). Dus niet al direct de naam van een leerling zeggen en dan de vraag stellen. De rest hoeft dan niet meer mee te doen. Stel ook niet de vraag: Wie weet..? Activeer zo veel mogelijk alle leerlingen.
  • Zorg voor veiligheid: Het risico van afgaan voor de leerling is klein, want na overleg met eerst buurman of buurvrouw, zijn meer leerlingen bereid hardop te zeggen wat ze samen besproken hebben, zodat er ruimte voor denken blijft.
  • De structuur in de vraag bepaalt hoe de leerlingen erover na moeten denken. (wat verwacht je van de leerling? Een simpel ja of nee of uitleg?).
  • Las wachttijd (=denktijd) in (minimaal 8 seconden nadat je de vraag gesteld hebt).

Het verdelen van beurten

  • Gooi vijf met je vragen: Verspreid de vragen over het lokaal zoals je de vijf gooit van een dobbelsteen: in alle hoeken en in het midden.
  • Loop door het lokaal en stel je vragen vanuit verschillende plekken.

Reageren op antwoorden

  • Bouw wachttijd in. Laat ze even nadenken.
  • Speel antwoorden door. Klopt dat? Vind jij dat ook?
  • Waarderen van inzet. B.v.: Goed meegedacht! Het eerste gedeelte van je antwoord is prima. In het tweede gedeelte van je antwoord mis ik nog wat, kun je dat aanvullen?
  • Hardop meedenken, reageren op antwoorden van leerlingen.

 Bron: Effectief Leren, Ebbens en Ettekhoven

Heb je nog vragen? Neem dan gerust contact op.